Falafel is een Arabisch gerecht. Traditioneel gefrituurde balletjes van gestampte kikkererwten en/of tuinbonen.
Falafel wordt dus gemaakt van peulvruchten en die zijn goed voor je gezondheid. Ze zijn namelijk rijk aan koolhydraten, eiwitten, b-vitamines en mineralen zoals bijvoorbeeld ijzer en calcium. Bovendien verlagen ze het LDL-cholesterol.
Peulvruchten zijn daardoor dus een prima vervanger voor vlees.
Je kunt het beste geweekte, gedroogde kikkererwten gebruiken, dan blijven de balletjes steviger.
Wat heb je nodig voor circa 10-15 falafel:
150 gram kikkererwten (gedroogd)
2 teentjes knoflook
1 klein uitje of sjalotje
1 theelepel pul biber (of chilipeper)
2 theelepels komijnpoeder
1/2 theelepel zout
1 handje peterselie
1 citroen
1/2 zakje bakpoeder (glutenvrij: check de verpakking, niet altijd glutenvrij)
1 eetlepel volkoren tarwemeel (glutenvrij: boekweitmeel, havermeel, kikkererwtenmeel)
rijstolie
Hoe maak je het:
Was de kikkererwten en week ze in ruim water gedurende minimaal 16 uur. Dus ben je van plan om morgen falafel te eten, zet de avond ervoor de kikkererwten in de week en je kunt er ’s middags al mee aan de slag.
Pel en snijd de ui en knoflook fijn. Snijd de peterselie grof (inclusief de steeltjes).
Giet de kikkererwten af en doe ze in de kom van je keukenmachine, voeg de knoflook, ui, sap van de citroen, pul biber, komijnpoeder, zout, peterselie en de bakpoeder toe.
Meng tot een gladde massa. Is je mengsel te nat, voeg dan een eetlepel meel toe.
Vorm met natte handen balletjes en druk deze iets plat. Je kan de balletjes het beste even laten opstijven in de koelkast, maar als je daar geen tijd voor hebt hoeft het niet.
Verhit een flinke scheut rijstolie in een koekenpan of hapjes pan. Bak de falafel in porties aan weerszijden goudbruin in de hete olie.
Laat ze even uitlekken op een stuk keukenpapier. Lekker met pita en tahin-mayonaise.
